Er is een traag stromen, een op het oog stilstaand watertje. Ze weerkaatst de buien, absorbeert het zonlicht. Sommige dagen is haar water dermate transparant dat je de bodem meent te kunnen zien, andere dagen oogt haar water donker en troebel.
Ik voel mij dat watertje, ik ben dat stromen. Ik herinner mij de vloeiende beweging van een aantal weken geleden, het stromen zonder stenen die ontweken hoefde te worden, het meanderen zonder grote buien te hoeven verwerken waarna het opgevangen vuil er weer uit moest, de stroom weer gefilterd moest worden.
De afgelopen weken waren een stroomversnelling van een andere orde, het dagelijkse zorgen, de strijd met mijn eigen balans, gebrekkige energie en dagelijkse pijn. De zorg en strijd met en om zoon, wat gelukkig op dit moment geen zware strijd mét hem is maar nog altijd wel een zware strijd.
De zorg voor dochterlief, die meer en meer op eigen benen leert te staan en waar meer en meer zichtbaar wordt hoe essentieel een goed werkend netwerk voor haar is.
De zorg voor bonusdochter had ik even in handen van anderen gelegd, het werd teveel voor me deze er ook bij te dragen maar afgelopen week heb ik eindelijk weer even de vrolijke kleine man gezien, gezien hoe bonusdochter haar eigen weg aan het vinden is. Een goed moment voor mij dus om mij wat meer van haar terug te trekken.
Ik ben trots op deze drie kanjers, die alle drie hun eigen strijd voeren op een (veel te) jonge leeftijd. Ze komen er wel.
Mijn vrij stromen komt ook wel weer, ik mijmer en meander en weet dat het geduld en heel veel liefde vraagt om deze periode door te komen tot zoon opnieuw opgenomen kan worden. En dan volgt de tijd voor mij om te verwerken, om te helen daar waar me dat nu onvoldoende lukt.