Toen iemand vanavond voorstelde dat ik mijn scherpe pen weer eens ter hand zou nemen, en dit mijn accu zou helpen opladen, was de allereerste gedachte dat de pen ergens achterin een la lag. Het leek of alle scherpte verdwenen was, en plotseling trok de mist op.
‘Zie hier’ sprak cynisme, ‘de kast met opgeslagen momenten en herinneringen die het best opgetekend worden met een scherpe pen. ‘
Het duizelde me eventjes, het waren er best veel namelijk. Ongeordend lagen ze in de kast, sommigen vielen bijna van de plank, een lade ging stroef open zo volgepropt zat deze. Terwijl ik de kast bekeek realiseerde ik mij dat ik de afgelopen dagen al vaker voor deze kast gestaan had. Wellicht in een poging om eens op te ruimen, want wat heb je per slot van rekening aan een kast met zulke herinneringen.
‘Nou’, sprak cynisme wederom, ‘sommigen verdienen het gewoon om onder dikke lagen stof te liggen. Hopend dat ze stikken in het stof dat ze zelf ooit deden opwaaien.’
Ah, het was me duidelijk. Scherpte wilde wel degelijk haar stem laten horen, en ergens wist ik dat al. Het sluimerde natuurlijk al een aantal dagen. Waar de rauwe pijn die ik af en toe beschreven heb me vooral laat schrijven vanuit pijn en verdriet, zijn er soms ook connecties die ik niet altijd wil zien, laat staan voelen. Sommige pijnen van nu raken de oude wonden van toen, en nog altijd is er een sluimerende laag van boosheid aanwezig. Het soort boosheid waar ik niets mee kan.
‘Een stem geven wellicht?’ vroeg cynisme hoopvol. Ik zag de vurig verbitterde blik glinsteren. Misschien geef ik haar ook wel te weinig ruimte, dacht ik hardop.
‘Mijn gedachten!’ zei ze met een sarcastische grijns.
Ik keek haar vernietigend aan.
Dit gingen we nu niet doen. Geen strijd tussen de scherpte, we hebben ieder onze eigen scherpte, al kan ik niet anders dan toegeven dat zij altijd nog net even dat stapje verder zetten wil. Zij kan met woorden iemand volledig de grond in boren, en al kan dat erg verademd zijn om te doen, ik vind het niet functioneel en dus geef ik haar zelden die ruimte. Het is gewoon niet mijn stijl om een ander willens en wetens met woorden de grond in te boren.
‘Zijn er dan geen mensen die dat verdienen?’ sprak ze met zoete stem, bijna flemend.
De kast leek met de minuut groter te worden, onder de dikke lagen stof doken beelden op van mensen uit mijn verleden, zowel het verre verleden als recent.
‘Oh ja, zeker zijn die er wel’, sprak ik resoluut.
Het bleef stil. Ze keek me aan, verwachtingsvol en met pen in de aanslag. Alsof ik alleen maar even hoefde te noemen om wie het ging, en de pen zou over het papier vliegen. Woorden zouden stromen, als een tsunami alles meesleuren.
Ik twijfelde, zij keek me meewarig aan. ‘Niet doen!’ sprak ze ferm, ‘Zij verdienen jouw aardigheid niet. Die hebben ze verspeeld op het moment dat ze je de rug toekeerden.’
Schouderophalend keek ik haar aan, concluderend dat ik hier eigenlijk helemaal geen zin in had. Ja, ik ben (diep) teleurgesteld in een aantal mensen, voor hen opende ik de deuren van mijn leven, ik stelde me kwetsbaar op en liet zien wie ik was. Dat was mijn keuze, dat zij de waarde van vriendschap inwisselden zodra er andere interessante mensen passeerden is niet mijn aandeel.
Ik ben zonder twijfel gekwetst door een aantal mannen die ik toeliet in mijn leven, die over mij heen walsten, me leegzogen en weggooiden toen ik niet meer interessant genoeg was, of toen ik mijn grenzen stelliger ging aangeven.
De enige vrouw waar ik ooit van heb gehouden bleek het type parasitaire bloedzuiger te zijn. Iemand die zich onzichtbaar aan je vasthaakt, je de illusie geeft dat je samen iets opbouwt maar je leegzuigt en naderhand met gum en potlood de gebeurtenissen aanpast tot een waarheid die haar beter past. Zulke mensen ben ik jammer genoeg vaker tegengekomen, wellicht is dat karma uit een vorig leven. Wat een ongelooflijke hufter moet ik in een vorig leven zijn geweest als ik zie wat dit leven me allemaal voorschotelt. Maar dat terzijde.
Parasieten, giftige mensen, narcisten, egoïsten ze wisten me te vinden. Ik zal het ze wel gemakkelijk hebben gemaakt. Of zoals iemand ooit zei, ze voelen hoe leeg ze zelf zijn, en ze willen zich vullen met jouw licht en kracht. Al weten ze dat die net zo gemakkelijk uit hen vloeit omdat ze niet in staat zijn zoiets puurs vast te houden. Eenmaal in hun handen verdwijnt de glans, vervaagt de kracht, tot er niets meer dan zwart fijnstof overblijft wat hen dwingt om verder te gaan. Op zoek naar het volgende slachtoffer om leeg te zuigen.
En dan heb ik het nog niet eens gehad over de categorie ‘gooi er maar een kwartje in’, het type mens dat altijd iets van je nodig heeft. Goede raad, een luisterend oor, lekkere seks, een goed spel, een lekker lichaam. Sommigen zijn dusdanig transparant dat ik al bij het eerste contact weet dat ik hooguit fungeer als kwartjes automaat, dus dan is het mijn keuze als ik erin mee ga. (neemt niet weg dat ik soms tegen beter weten in hoop dat er iets meer in zal zitten dan eenzijdig gebruik).
Anderen zijn subtieler, zij weten het dusdanig te verpakken dat het lijkt alsof er een wisselwerking ontstaat. Alsof er óók ruimte en aandacht voor mij is, dat is echter altijd maar zolang ze iets nodig hebben, is dat eenmaal binnen dan volgt er een stilte.
Sommige van die stiltes kunnen best pijnlijk zijn, het besef dat mensen me vertelden wat voor een mooi mens ik ben, en hoe bijzonder het is wat ik geef, en me dan met het grootste gemak loslieten omdat ze genoeg van me gekregen hadden.
Het mooie in mij probeert altijd om dat als positief te beschouwen, nu de scherpe pen domineert betrap ik mijzelf er op dat ik er echt klaar mee ben. Niet voor niets heb ik mijn muren behoorlijk hoog opgetrokken, niet voor niets is mijn sociale leven zeer beperkt geworden. Ik vermaak me liever met de oprechtheid van mijn echte persoontje dan met de oppervlakkigheid waarin ik mezelf te vaak heb laten meezuigen.
Ik zie vanuit mijn ooghoeken hoe cynisme verbouwereerd achterover leunt. Dat dit er allemaal uit zou komen had ze niet zien aankomen, ze grijnst nog eens extra naar me alsof ze me aan wil sporen vooral nog even verder te gaan.
Mijn grip op de scherpe pen verstevigt, ik merk hoe de punt van de pen diep in het papier haakt en stagneert.
De kast oogt kleiner, nietig zelfs. Wat er in ligt is niets meer dan de afgebrokkelde scherpe randjes van iets dat was wat ik dacht dat het was. Mensen die niet waren zoals ze zich voordeden, vriendschappen die een illusie leken te zijn, gebruik en misbruik dat door mij werd niet (tijdig) werd herkend. Oppervlakkig éénrichtingverkeer waarin ik onterecht een wisselwerking hoopte te vinden.
Als er iets is dat de kast prijs geeft dan is het wel dat ik vanuit het goede in mij geef, dat anderen daar onzorgvuldig mee omgaan, soms zelfs bewust of onbewust misbruiken, dat is niet mijn aandeel.
Ik trek een la nog verder open en vind een vergeten scherpe pen, ongelooflijk wat ik daar allemaal mee geschreven heb.. Misschien past deze scherpte me gewoon niet meer, ik geloof niet dat ik ooit helemaal zonder kan. Van tijd tot tijd heb ik het nodig om even scherpe lijnen te trekken, het klopt helemaal dat het de accu oplaadt.
Tegelijkertijd ben ik me meer gaan hechten aan de minder scherpe pen, de gevoelspen die kwetsbaarheid durf te tonen.
Maar ach, laat ik mijzelf geen illusies maken, ik beweeg mij in golven. Dat de scherpte nu even minder aanwezig lijkt te zijn zegt niet dat ze weg is, er is minder behoefte om scherpte te gebruiken om te schrijven, om te verwerken, om los te laten.
Ik kijk nog eenmaal naar de kast, draai me om en sluit de deur. Dan kijk ik naar mijn handen, en zie dat ik zowel de favoriet en veel gebruikte scherpe pen van vroeger vast heb als de nieuwe minder ingesleten pen van nu 😉