In de nachtelijke uurtjes daalt de stilte neer, ze ademt zowel een prettige bekende warmte als een minder beminde koelte.
Zoals meestal dwaal ik in kunst, klik af en toe een profiel aan en laat me leiden door de flow van wat me triggert. Een scala aan emoties passeert, ik klik sommige profielen, foto’s of teksten snel weg, het gevoel dat ze me geven is geen gevoel dat ik graag ervaar.
Een enkele keer weet iets me uit te nodigen verder te lezen. Het zijn vooral woorden die me lonken, ik houd ervan te verdrinken in woorden die me weten te grijpen.
Het is de eeuwige dualiteit van mijn ziel, enerzijds in het visuele willen duiken en anderzijds mijn eigen beeldvorming de ruimte willen geven.
Woorden dus, al weet ik dat dáár de angel steekt. In woorden ontwaar ik mijn eigen eenzaamheid, het gemis aan connectie, aan goede gesprekken die de nachtelijke stiltes vullen. Niet omdat ik die stilte niet kan velen, ik kan juist enorm genieten van die stilte, maar soms is ze als een spiegel die keihard reflecteert.
Goede gesprekken zijn een zeldzaamheid geworden, en ik mis ze.
Daarin zal ongetwijfeld meespelen dat sociale interactie al meer dan een jaar stil staat, en het beetje interactie dat er is wordt gesmoord. Door emoties in de ander waar ik niets mee kan, waar ik niet in mee kan en wat me steeds vaker het gevoel geeft dat ik heel hard aan het vervreemden ben.
Ik dwaal en ontwaar mooie en pure woorden, ze ontroeren me. Ik gun de persoon in kwestie wat ze zoekt, ik twijfel of ik dat wil uiten maar voel me geremd.
Mijn muis beweegt richting het openen van een writing. Ik voel de innerlijke drang, ik wil woorden voelen, uiten op mijn manier. Het is als een innerlijke dialoog, ik heb het nodig deze ruimte te geven. Op het moment dat dit besef land voel ik een innerlijke worsteling, alsof de verschillende delen in mij strijden om het woord te krijgen. Het verdriet dat sluimert weet zich een weg naar buiten te banen. Het zijn tranen van frustratie, onmacht en eenzaamheid.
Benoemen is zelden het probleem. Ik weet wat frustreert, ik ken de onmacht en ik herken ook de eenzaamheid. Oplossingen zijn er niet echt, de frustratie zal blijven zolang er in het privé leven niets veranderd (en dat gaat voorlopig niet veranderen), de onmacht is geketend aan de frustratie. De eenzaamheid is de enige waarin ik iets kan doorbreken, in ieder geval door deze te erkennen.
Dus ja, ik voel mij eenzaam. Ook al weet en voel ik mij gesteund door Grey. Hij kan de eenzaamheid niet wegnemen, een deel van de eenzaamheid is verweven met het ontbreken van privacy en ruimte om onze D’s te beleven.
Een ander deel van de eenzaamheid lijkt in mij te huizen. Soms denk ik wel eens het is of mijn eenzaamheid de weinige mensen waarmee ik connectie ervaar weet weg te jagen. Alsof ik iets uitstraal dat fluistert ‘ga, en draai je niet om’.
De verschillende delen in mij hebben er ieder hun eigen worsteling mee. Het meisje heeft het er het meest moeilijk mee, terwijl juist zij met vrijwel niemand een duidelijk herkenbare connectie maakt, maar deze wel voelt.
De sub in mij is ook een deel dat enorm worstelt. Zij mist het om interactie met anderen te hebben waarin ook ruimte is voor haar beleving. Ze uit zich al niet gemakkelijk, en meestal zijn gesprekken gericht op de beleving en gevoelens van een ander.
De masochiste heeft het minst last. Zij ervaart eenzaamheid als ze lange tijd fysiek niet uitgedaagd werd en ze lijkt het ’t best van alle delen te accepteren wanneer er gedurende een langere periode geen mogelijkheden tot beleven zijn.
De vrouw in mij balanceert tussen periodes van hevig in strijd met zichzelf zijn en volledige berusting, tot zelfs het nemen van afstand uit zelfbescherming.
Ik zucht nog eens diep, roerloos de stilte. Geen beweging merkbaar en ze drukte zwaar op me. Ik omarm mijn eenzaamheid, fluister haar zachtjes toe.
Iemand moet het doen….