Al dagen voelde ik de storm naderen, een bekend en herkende trilling die zich soms even liet horen. Ik deed mijn best te negeren, wetend dat ik niet klaar was voor een volgende storm.
Me in stilte terugtrekken was een prettige vlucht, terwijl om mij heen de lucht alsmaar donkerder werd waande ik mij op een zonnig plekje waar het prettig toeven was.
De trilling nam toe tot zij een constant aanwezig gezoem werd en ik wist, nu kan ik er niet meer omheen.
Dus was ik het die de zeepbel doorprikte, de angstaanjagende wolken aanschouwde en dapper verder ploeterde. Mijn gevoel had het goed opgepikt, de zoveelste beschadiging van vertrouwen, een nieuwe wond vormde zich terwijl de bui in alle hevigheid losbarstte.
Niets ontziend, zeker mij niet, of misschien wel vooral mij niet.
Terwijl ik de storm probeerde te trotseren sprongen oude wonden open, ik gluurde in de afgrond van 30 jaar beschadigd vertrouwen door mensen die ik intens lief heb.
Het brak me.
Ik gaf me gewonnen.
Wilde schreeuwen maar de wind overschreeuwde alles.
Ik voelde, alle pijn, alle wonden….wetend….het is mijn aandeel dat ik zorg blijf dragen ook als mijn vertrouwen beschaamd werd, als het hevige wonden heeft achtergelaten.
Vergeven maar niet vergeten, geven maar niet verliezen en toch voelt het momenteel wel alsof ik in die 30 jaar veel verloren heb.
Mijn veerkracht lijkt minder te zijn, mijn optimisme lijkt gebroken te zijn, mijn opengesprongen zowel als mijn nieuwe wonden lijken steeds meer tijd nodig te hebben om te genezen.
De storm is, voor nu, even geweken. Ik neem de schade op, puin is snel geruimd maar de nieuwe littekens zullen langer nodig hebben om te helen.