Het waren vreemde armen om mij heen, vreemd genoeg voelde ik me er
ongelooflijk veilig. Er was een manier van domineren die iets dieps en
wezenlijks in me raakte, iets dat lang niet meer op deze manier was
geraakt.
Heftig verdriet borrelde omhoog, ik verzette me ertegen, duwde het weg.
Zijn benen had hij om me heen geklemd. Er was iets kalms en weloverwogen
in zijn manier van bewegen, het verwarde me en gaf me rust.
Hij deed iets over mijn gezicht, een lichte paniek welde op. Het was
een soort gaasje dat mijn mond open hield, ik kon mijn mond bewegen maar
ook weer niet. De stof voelde vreemd aan, ik bewoog er met mijn tong
langs, vroeg me af of ik ermee zou kunnen praten.
Wilde ik wel praten? Voelde ik mij verlamd nu ik meende niet te kunnen praten? Of gaf het juist rust niet te kunnen praten?
De verwarring werd groter, ik wilde mij overgeven aan dit gevoel, aan
die vreemde die mij zo wist te raken en wist dat het niet kon.
Het was een verraad aan alles dat mij lief is, een verraad aan mijzelf, een verraad aan jou, aan onze liefde en aan onze D’s.
Ineens was er een besef van tijd, realiseerde ik me dat ik naar werk
moest, er kinderen waren die aandacht vroegen. Ik probeerde me aan te
kleden, de man was er nog en wilde weten wat ik wilde, of ik verder
wilde, hoe ik verder wilde, of ik de zijne wilde zijn.
Ik hulde me in stil zwijgen, het verdriet te overweldigend, het gemis
diep in mij was te hevig geraakt en ik had tijd nodig dat te plaatsen.
Nog altijd probeerde ik mij aan kleden, de broek die ik probeerde aan
te trekken was gevuld met iets. Verrast zag ik dat het lingerie was die
ik lange tijd niet meer gezien had. Nog altijd lukte het niet me aan te
kleden, lichte paniek overviel me, ik had een presentatie en moest op
tijd zijn. En terwijl ik dit dacht wist ik dat ik het niet meer zou
redden dus liet ik los.
Heftig verdriet kwam bovendrijven, ik huilde een onmiskenbaar gemis en zag de man van daarnet als een mist verdwijnen.
Het zware dekbed voelde als een massieve steen die niet weg wilde. Ik liet mijn droom de revue passeren en realiseerde me dat mijn gezicht nat was van mijn tranen. Ik stelde mijzelf de vraag die ik in mijn droom niet had willen beantwoorden.
Had ik verder gewild? Had ik het uberhaupt gewild?
Ja, ik wil me zo voelen. Ik mis dit gevoel, hoe bijzonder en intens mijn
D’s met Grey ook is. Er sluimert een gemis dat me alsmaar eenzamer
maakt.
Wilde ik verder?
Nee, nog liever eeuwig het gemis en verdriet dan al het mooie en bijzondere dat er is verliezen.
Zou ik het kunnen weren als deze vreemde armen hun weg richting mij wisten te vinden?
Ja, al zou het waanzinnig moeilijk zijn.
Zou ik verdwalen in vreemdgaan?
Nee, het verraad richting mijzelf zou te groot zijn. Het staat lijnrecht
tegenover hoe ik in het even sta, maar misschien maakt dat het soms zo
moeilijk. Juist in momenten als deze, wanneer het gemis en de
eenzaamheid me gijzelen.
Zelfs mijn dromen sturen en me verward en verdrietig achter laten.
Het verdriet kleeft aan me, ik raak haar niet kwijt en dus probeer ik haar te omarmen. Haar een stem te geven, ze mag er zijn, ze is de spreekbuis van mijn gemis, de tranen van mijn eenzaamheid.