Stilte beweegt het verlangen, ik adem met haar mee.
Elke teug versterkt het verlangen, eenzaamheid ademt uit, verlangen ademt in.
Ik raak verstrikt in deze eenzame stilte.
Woorden passeren onuitgesproken, verloren passie omhult me als een ondoordringbare mist.
Verdriet was achter gebleven, zij was een al eerder gepasseerd station.
Verlangen overschreeuwt de stilte in een ijzige kou, ik voel haar kille adem bewegen door de mist die mij het zicht ontneemt.
Niets dan een stil en eenzaam verlangen dat overblijft, vergeten en verloren. Ik omarm haar, til haar op, neem haar mee. Ik koester haar, ze is zo mij, ik ben zo haar.
Samen ademen wij het verlangen, het gemis, de eenzame stilte terwijl de kou onze beweging tot stilstand brengt.