Geboeid aan de beweging verdwaal ik in een beleving van diepte. Serene stilte overschreeuwt mijn onrust, ze voelt zich ongehoord. Mijn dwalen, mijn dolen. Door ketens van overgave getemd raakt ze los van haar kern, voelt zich verloren in een eindeloze ruimte. Ze vliegt hoog, ze duikt diep, reikt naar de horizon waar het licht lonkt terwijl ze verlangt naar de typische duisternis die haar zo bekend is.
Vederlicht draagt warmte haar in een gewichtloze ruimte die niet de hare is.
Ze wil aarden, deze beweging smoort haar. Ze mist de grond onder haar voeten, de geborgenheid van donkerte, dit licht is haar te fel.