Er was een vertrouwdheid, in de manier van ons bewegen. Een rust in de geborgenheid van ons delen. Zij lag als een warme deken over mij heen, stelde mij in staat te mogen zijn wie ik ben. Bood ruimte voor het beleven van behoeftes.
Ik mis haar warmte, zonder deken voelt de wereld koud. Voel ik mij verloren in het contact met anderen, deze voelt leeg en kil, de adem van kilte streelt mijn nek en laat me huiveren. Laat me verlangen naar de warmte van mijn deken.
Ik mis de beweging, de vertrouwdheid van haar patronen. De vanzelfsprekendheid van haar aanwezigheid. Maar vooral mis ik de geborgenheid. De ruimte om klein te mogen zijn, me veilig te weten met alles dat in mij leefde.