Ze fluistert ongesproken verlangens. Blijf bij me smeekt ze onhoorbaar, de koude nacht is zo eenzaam.
In haar puurheid durft ze te bekennen, dat ze voelen nodig heeft. Het ademt haar beleven, streelt haar wezen.
Oprecht is haar geven, ze danst onbemind omdat de dans haar vraagt te bewegen.
Ze beweegt de noten van haar gave op een breekbare melodie.
Haar ogen zoeken de jouwe, laat me niet los is haar woordloos vragen.
Wanneer ze voor je kruipt is ze bereid voorbij haar eigen pijn te gaan, wanneer ze jouw pijn glimlachend ontvangt kruipt kwetsbaarheid een eigen weg.
Wees mijn vleugels, is haar stille smeken. Want de mijne zijn gebroken.
Wanneer ik vliegen wil droom ik over eindeloze vergezichten, wanneer ik dromen wil zoek ik jouw handen.
Laat me dromen opdat ik vliegen kan, mijn gebroken vleugels uit kan slaan omdat ik zo graag de zon in de verte onder wil zien gaan. Me wil koesteren in haar warmte, om te mogen ontwaken in de warmte van jouw veilige armen.