Ze zet de toon, maakt noot voor noot haar eigen compositie.
Ze leidt de dans, ik kan haar slechts volgen.
Ze zet mijn dwalen naar haar hand, creëert paden waar het onbegaanbaar leek te zijn.
Haar lijden is mijn muze, mijn weerstand haar grootste uitdaging.
Haar dwalen is mijn dolen, mijn dwalen is haar genot.
Haar verlangen stemt de mijne, niet altijd milder, soms met valse noot.
Ze dweept, dwingt, onbeheersbaar.
Ze eist, neemt, onbestuurbaar.
Ze wil de scherpte, verdwalen in de mazen van pijn, verdrinken in de bekkens van genot.
Ze wil overstijgen, de pijn die door mijn lichaam dendert, dag na dag.
Ze wil voelen, tot voelen een roes wordt, want pas dan…
Wordt het stil.
Zwijgt de pijn.
Stilt de honger.
Is er rust.
Puur en zuiver.