Er was een tijd dat het deurtje gemakkelijk open ging, open stond voor iedereen die ik een warm hart toedroeg. De diverse kamers in mijn hart vertoonden bijzonderheden en schoonheden welk door de meesten niet gezien werden. Ze liepen door de kamers, overschreeuwden mijn gevoel, zagen de schoonheid niet, voelden de warmte niet. Ze roofden het leeg, vertrapten de bloemen die bloeiden in de borders van mijn gevoel.
Er gingen deurtjes dicht, soms werd een schade hersteld, soms ook niet. Ging de deur dicht, een enkele keer werd de deur geopend om de ravage erachter te aanschouwen om vervolgens vol pijn en verdriet de deur weer te sluiten. Sommige kamers bezitten een immense schoonheid aan herinneringen, dat zijn de kamers waar ik soms in stilte me kan terugtrekken. De deuren naar die kamers worden zelden geopend voor een ander, te kostbaar hetgeen er te aanschouwen is. Te groot de angst dat opnieuw er kamers worden leeggeroofd.
Op sommige plaatsen bloeien tere bloemen, ze voeden zich met de schoonheid die leeft in de bodem van mijn hart maar ze missen het zonlicht dat ze nodig hebben om hen te verwarmen. Ze staan teveel in de schaduw.